Chelsy
Terreur Tussen Vier Muren


Gilbert Roux in De Standaard, Friday 9th May 1997, Belgium.


Het roemruchte Antwerpse statiekwartier heeft nu ook zijn artistieke peepshow. Temidden van de cabarets en lunaparken is in de Breidelstraat, op nummer 5, een jaar lang werk van de kunstenaars Danny Devos en Luc Tuymans te zien. De expositie loopt dag en nacht, maar is alleen door het raam te bezichtigen. Wie toch naar binnen wil, moet een telefonische afspraak maken (03- 233.58.52). Een op zijn minst nogal tegendraadse visie op een kunstruimte —ze sluit de toeschouwer buiten. En al net zo moedwillig dwars oogt de tentoonstelling zelf. Danny Devos en Luc Tuymans samen, het lijkt op het eerste gezicht al even goed te rijmen als crashende auto's en een film zonder geluid.
Devos is een veteraan van de punkscene, gespecialiseerd in serial killers en aan eigen lijf verricht geweld. Vorige winter sloot hij zich bijvoorbeeld op in een kelder onder het Casino van Gent. Vastgesnoerd aan een wurgmachine zat hij naakt en geblinddoekt voor de kop van kindermoordenaar Marc Dutroux. “The performance Jan Hoet never saw” noemde hij die zelfkastijdende vertoning. Devos (38) is zoveel mag duidelijk zijn een outcast gebleven in het kunstmilieu. Tussen zijn weirdo-standjes door scharrelt de arbeiderszoon zijn kost bijeen als bouwvakker en ontwerper van Internet-sites.
In de Breidelstrnat exposeert Devos zijn bekende project Daders van Dodingen; in stalen lijsten gevatte foto's van alle Belgische moordenaars sinds 1959, zijn eigen geboortejaar. Het gaat om sterk uitvergrote, korrelige fotokopieen van krantenfoto's. Alleen de ogen zijn zichtbaar —net dat deel van het gezicht dat vroeger met een zwart balkje onzichtbaar werd gemaakt. Aan de muur hangen zo'n tweehonderd lijsten, de rest is in houten bakken in het midden van de galerie opgeslagen.
Aan de overkant heeft Luc Tuymans vier, voor zijn doen nogal grote muurschilderingen gemaakt. Tuymans moet zowat het negatiefbeeld van Devos zijn — of is het omgekeerd? Succesjongen, duur in het pak, nooit verlegen om zwaar intellectuele duiding hij het eigen werk. Tien jaar geleden kende geen mens Tuymans, hij kwam aan de kost als portier in het Antwerpse nachtleven, nu is hij 's lands best verkopende levende schilder, een internationale ster in wording met solo-exposities in New York, Philadelphia, Londen, Hamburg, Zürich en Berlijn.
Tuymans' werk heeft een heel eigen, verontrustende signatuur: gedempte schilderwerkjes met veel onderhuidse barsten. “Restbeelden vam een leven dat niet meer is”, schrijft Nancy Spector van het prestigieuze Guggenheim Museum, in een aan Tuymans gewijde monografie.
Het kan verkeren. Ooit knoeiden Devos en Tuymans samen op Sint-Lucas in Brussel. Nu kruist Tuymans de degens met de internationale kunstnomenclatuur en praat zonder gene over zijn carriereplan: met vijftig binnen zijn. De meester had bar weinig tijd voor de expositie in de Breidelstraat. In Bern opende Premonition, een overzichtstentoonstelling van zijn tekenwerk en hij moest ook nog vijf doeken klaarstomen voor de Biënnale van \/enetie, de hoogmis van de hedendaagse kunstwereld. Tussendoor vond hij toch nog tijd om vier muurschildelingen af te werken.
Drie zijn recyclage van ouder werk, waaronder het zeer onheilspellende Pillows: een pornobeeld zonder lichamen—je ziet alleen de afdruk van de worsteling in het beddengoed. Seks als spookhuis, als een doodgebloede hersenschim.
Slechts een fresco is geheel nieuw. Een portret van John Wayne Gacy, en zo is meteen de link gelegd. Gacy is een Amerikaanse serial killer die in de jaren zeventig 33 jongetjes vermoordde en hen in zijn kelder begroef. Danny Devos heeft ooit nog met de man gecorrespondeerd. Thuis heeft hij twee clownsportretten, door Gacy zelf geschilderd in zijn cel in Illinois: één vrolijk lachend, één met een doodshoofd — het aloude Jekyll en Hyde- verhaal. Die massamoordenaar placht vermomd als clown oude dametjes in rusthuizen en ziekenhuizen te verstrooien. Tuymans schildert hem al even schizofreen banaa1: als werknemer van fastfoodketen Kentucky Fried Chicken, met koksmuts op.
Ons Geluk heet de tentoonstelling in de Breidelstraat gepast sarcastisch — een sneer naar de gemeenplaatsen van het VTMachtige feuilleton-bestaan. In feite is dit Twin Peaks achter glas. De passant in het stationskwartier wordt, tussen lunapark en cabaret, slinks te grazen genomen. Nietsvermoedend gluurt hij binnen in een wereld van terreur, waarin hij — dankzij de verraderlijke spiegeling van de ruit — zichzelf herkennen moet.
Het opzet van Daders van Dodingen is simpel. “Mensen bezoeken een galerie om te kijken”, zegt Danny Devos. “Hier worden ze zelf bekeken.” Ruim tweehonderd paar ogen staren terug vanaf de muur — ogen van moordenaars.
“Weet je dat in deze expositieruimte ooit een moord gepleegd is?” zegt Devos. “Een aardige toevalligheid. Vroeger was hier een slecht befaamd café. Een man werd bij een drugsafrekening afgemaakt.” Die dader kornt dus uiteindelijk ook in de verzameling van Devos terecht. Al kan dat nog wel even duren. Ruim twee jaar is hij met zijn project bezig. Saai bilbliotheekwerk: op microfilm oude jaargangen van kranten doorsnuffelen. Vertrekkend van zijn eigen geboortejaar is hij intussen in 1973 gearriveerd. “lk heb nu achthonderd moordenaars, een kleine honderd per jaar. In dit tempo kom ik uiteindelijk bij vierduizend uit.”
Devos noteert nauwgezet de naam van doder en slachtoffer, leeftijd, plaats en datum, eventueel motief. Foto's zijn een probleem, die blijken lang niet altiid voorhanden. Hij zou zich natuurlijk tot de politiearchieven kunnen wenden, maar de overheid ziet de nogal bizarre projecten van Devos niet zitten. Vorig jaar stelde het Bestuur der Strafinrichtingen nog zijn veto tegen zijn plan om een veroordeelde moordenaar via Internet met tentoonstellingsbezoekers te laten communiceren: “Ze waren zeker bang dat hij met kinderporno zou gaan leuren.”
Wat zeggen al die gerasterde ogen aan de muur hem, wil ik weten. “Weinig”, zegt Devos. “De meeste kan ik niet eens identificeren. Ze beweren wel dat de ogen de spiegel van de ziel zijn, maar in de blik van de meeste moordenaars lees je vrijwel niets.”
Hij wiist M.B. aan, beter bekend als De Wurger van Sint-Anneke. Geloken jongelingenogen: het zou een communicant kunnen zijn. In 1966 kreeg M.B. de doodstraf wegens moord op twee verpleegsters. “lk haat de mensheid”, verklaarde hij op zijn proces. In 1982 kwarn hij vrij en sloeg binnen vier maanden opnieuw toe, wurgde een Leuvense verpleegster.
Devos correspondeerde jarenlang met De Wurger en probeerde hem zelfs bij zijn projecten te betrekken. In 1982 in de Turnhoutse Warande bijvoorbeeld — M.B. zat in de aanpalende gevangenis. Omdat hij geen toestemming kreeg hem daar te bezoeken koos Devos voor een noodsignaal. Hoog op de buitenmuur van De Warande schilderde hij, blauw op geel, een robotfoto van zichzelf en De Wurger zoals die er bij zijn arrestatie uitzag. M.B. kon het, blijkens brieven, vanuit de gevangenis zien.
True Crime Art, noemt Danny Devos dit soort van projecten, waarmee hij al sinds 1987 bezig is. Hij maakte een gedenkteken voor Ed Gein, de necrofiele moordenaar die Hitchcock tot zijn thriller Psycho inspireerde. Voerde in Ruimte Morguen in Antwerpen de Mansonfamily op: rijen robotten die met reusachtige hakmessen zwaaiden, elk een boek over seriemoordenaars onder de arm. Zocht in het Duitse Ruhrgebied naar sporen van Joachim Kroll, bijgenaamd De Jager van de Ruhr, die daar in twintig jaar ten minste veertien slachtoffers maakte voor hij werd gepakt. Graveerde op een ijskastdeur gedichten en schetsen van Dennis Nilsen, de Britse psychopaat die moordde uit eenzaamheid. Nilsen bewaarde de lijken van zijn slachtoffers, sliep ermee waste ze, zette ze hij wijze van gezelschap naast zich terwijl hij naar de televisie keek. Killing for Company was dan ook de titel van een aan zijn leven gewijd boek.
In zijn beginjaren beulde Devos zich als een moderne fakir af in zeer fysieke performances. Het was de tijd van no future en hij hing met zijn hoofd boven een bus benzine tot die volledig was verdampt, verbrandde zijn levenslijn met een Lucky Strike sigaret of stond uren overeind met een scheermes tussen zijn lippen en de muur. Soms voerde hij in een gloed van zeIfkastijding vijf zulke performances in een avond op. En als er geen publiek was, tant pis, dan deed hij het maar alleen op zijn kamertje.
Vanaf het begin had hij een afkeer van museumkunst, die hij levenloos vond, “een tijdverdrijf voor toeristen”: “Ik wilde werken maken die evenveel impact op de kijker hadden alsof er vlak voor zijn neus een auto-ongeluk gebeurt of iemand van een gebouw springt en naast hem te pletter stort. Dat is een onvergetelijke ervaring, daarna koop je geen frisco.”
Zo is hij ook nu nog bezig, terwijl hij de veertig nadert. Twee jaar geleden geneerden bezoekers in het Leuvense cultuurcentrum De Romaanse Poort zich te pletter. Het thema van de expositie was het middeleeuwse schilderij De marteling van de Heilige Erasmus van Dirk Bouts. Daarop rolt de beul de darmen van de opengesneden heilige op, als vilde hij een dier. Wat deed Devos? Hij slikte met enige moeite enkele meters touw naar binnen, bond het andere uiteinde aan de deur van het cultuurcentrum en ging zo op de stoep liggen dat de bezoekers niet meer buiten konden. Tenzij ze het ingeslikte touw met geweld uit het keelgat van Devos, wat een pijnlijke herhaling van de marteling op het doek van Bouts zou zijn geweest.
Maar meer en meer laat Danny Devos zich toch opslorpen door zijn obsessie voor moordenaars en serial killers in het bijzonder. Omdat ze een teken des tijds zijn, vindt hij. Natuurlijk hebben ze altijd bestaan, de monsters die de goegemeente met ijzingwekkende, onbegrijpelijke misdaden terroriseren. Denk aan Gilles de Rais of de Wurger van Düsseldorf, wereldberoemd in de jaren twintig door een film van Fritz Lang.
De laatste twintig jaar echter blijkt het fenomeen explosief gegroeid, zegt Devos, de Encyclopedia of Serial Killers in de hand. Van 1980 tot vandaag vindt hij daarin 200 vermeldingen. Elke maatschappij heeft zijn favoriete type misdaad en de seriemoordenaar is een kind van ons anonieme tijdsgewricht, schat Devos: een periode van uiteenva1lende families, gevoelsarmoede en isolement.
Ja. hij rekent ook zichzelf daarbij: “Ik was een sleutelkind.” En misschien had hij, gegeven een andere levensloop, ook zelf wel als seriemoordenaar kunnen eindigen. “Als ik FBI rapporten doorneem, zie ik opmerkelijk veel gelijkenissen. Als kind al was ik gefascineerd door moordenaars. Ik herinner me de moord op Kennedy. Iedereen huilde, maar ik was vooral onder de indruk van Lee Oswald. Zeker toen die op zijn beurt vermoord werd.”
Mettertijd is hij een niet te miskennen verwantschap tussen kunstenaars en seriemoordenaars beginnen te zien; de haat voor de maatschappij, de onweerstaanbare drang die hen over de grenzen van de moraal drijft, de herhaling ook en het ontbreken van een duidelijk motief. “En ten slotte dat ze , als onaangepasten, gedoemd zijn tussen vier muren te verdwijnen: de enen in een museum, de anderen in de gevangenis. Zeg nu zelf, de gewone mens vindt Picasso rommel. En Francis Bacon zou net zo goed de Slager van Bergen kunnen zijn.”
Daar zegt Devos zoiets. Terwijl bij ons in Henegouwen vuilniszakken met afgezaagde lichaamsdelen werden gevonden, werd Engeland geschokt door een bizar kunstschandaal. De politie arresteerde daar een beeldhouwer omdat die stukken van lijken had gebruikt in zijn werk. Is de Slager van Bergen misschien een geflipte kunstenaar?
Geen sprake van, zegt Devos. “Hoeveel ze ook gemeen lijken te hebben met serial killers, er blijft een belangrijk verschil: kunstenaars brengen in de regel niemand om. Het is het een of het ander: of moord, of kunst. Moord als Grote Kunst bestaat niet.”
Toch volgt hij met hartstocht elke nieuwe ontwikkeling in de zaak van de vuilniszakken van Henegouwen, de eerste onvervalste seriemoordenaar te lande. Als hij wordt gepakt. zou hij een waardige afsluiter voor de verzameling Daders van Dodingen zijn.
Danny Devos probeert daar zelf toe bij te dragen. Op Internet heeft hij een eigen site over de zaak samengesteld (www.club.innet.be/~year4232/depeceur.html). Daarin tekent hij een profiel van De Slager als een eenzant van omtrent 35; op het eerst gezicht sociaal goed functionerend, maar met een diepe haat tegen vrouwen en de maatschappij in het algemeen. “De vuilniszak is een belangrijk symbool. Voeg daarbij dat hij altijd marginalen als slachtoffer kiest.” Ook de vindplaatsen van de zakken leest Devos als stukjes van een rebus: de rivier Hayne, de rue du Depôt, de chemin de Saint-Symphorien, genoemd naar een heilige die aangeroepen wordt door verminkten.
Dus toch een soort van kunstenaar? “Welnee. Deze man is wel intelligent en speelt een hoog spel met de politie, hij daagt ze uit. Daarbij waagt hij zich steeds verder. Laatst dropte hij een hoofd. Hij staat onder steeds hogere drok. Het is niet uitgesloten dat hij straks zelfs een brief naar de kranten stuurt.”
Al zul je bij Luc Tuymans nooit lijkenbergen zien, ook in zijn werk lijkt het geweld alomtegenwoordig. De lege kelder blijkt bij nader toezien een gaskamer te zijn, de uitvergrote huidvlek is een kankergezwel, op een schilderij dat Body heet, zie je een pop zonder gezicht, verminkt door een ritssluiting. Tuymans is een grootmeester in onderhuidse terreur: “Het geweld dat je niet toont, is het meest gewelddadige.”
Wat dat inhoudt, kon je in de periode rond nieuwjaar meemaken in de Zeno X Gallery in Antwerpen. Terwijl het land nog volop in Dutroux-shock verkeerde, opende Tuymans daar zijn tentoonstelling Necklace. Het was een verontrustende ervaring: beelden van zuivering werden gekruist met inspiratie uit de pornoboekjes, lokkende kindvrouwen, zwarte Barbies, foto's van een verkrachting.
Commentaar van Tuvmans zelf die zich nooit laat pramen omstandig het eigen werk te duiden: “Onze tijd wordt geregeerd door een waanbeeld van onschuld. Kijk naar de daden van Marc Dutroux en naar de Witte Mars. Allebei zijn ze door dezelfde illusie ingegeven: het kind als oase van zuiverheid. De verontruste burgers willen die onschuld tot elke prijs redden De psychopaat Dutroux probeert haar door de rituele verkrachting van kinderen opnieuw te veroveren. Met enig cynisme zou je kunnen zeggen dat het twee kanten van dezelfde medaille zijn.”
Ook in de Breidelstraat broeit weer veel onder de verf. Traces lijkt een banale uitvergroting van een fauteuilovertreksel met bloedrood motief, maar de betekenis wordt pas duidelijk als blijkt dat het hier om het bewijsstuk in een moordzaak gaat. Bij Tuymans zijn, zoals hij zelf erkent, de titels soms belangrijker dan het werk zelf. En in Missing persons, een demontage van een opsporingsaffiche, valt de verdwenen vrouw zelf al uiteen als een herinnering.
Bij Tuymans is het schilderij geen venster op de werkelijkheid. het is meer een deur die dichtslaat. Of zoals hij zelf zegt: “Het beeld is altijd een negatie van een beeld. Zijn verschijning is als een verlies. Het is onomkeerbaar herinnering geworden.'”
Tuymans debuteerde opvallend laat, hij was al dertig. Zoals flink wat jonge schilders lag hij overhoop met zijn medium. “het meest antiquarische van alle beeldmedia. “Enige tijd overwoog hij zelfs zich alleen nog met film bezig te houden.
“Hoe gaat dat als je achttien bent? Je probeert tot elke prijs iets origineels te maken. Een vergissing, zo dringt later tot je door. Eigenlijk kom je nooit verder dan authentieke vervalsingen. Er bestaat geen origineel beeld, elk beeld is onvolledig, het resultaat van een ander. Je kunt dat bij het schilderen proberen te grijpen, maar precies daardoor vervals je het weer. Nooit halen we de werkelijkheid in.”
In de mediamaatschappij vandaag, worden we overspoeld door een rush van hapklare beelden, zegt Tuymans: “Die beeldconsumptie is enorm. ik weet niet hoeveel beelden per minuut. Dat valt niet meer te vatten. Aan echte ervaringen komen we nauwelijks nog toe. Daar is geen tijd voor. Wij leven beelden. Meer dan ons eigen leven. De vraag is niet meer hoe voel ik mezelf, maar wel: hoe voel ik me geprojecteerd? Dat is een diepe identiteitscrisis. Zelfs porno is vandaag zo abstract geworden dat het beeld van de daad niets meer betekent.”
 Als jongeman geboren na de oorlorg zwierf hij ooit 's nachts rond in Auschwitz, zoekend naar een zinnige verbeelding van de verschrikking die daar ooit had plaatsgevonden. “Maar ik vond alleen geheugenverlies en leegte.” En precies die maakte hij daarna tot onderwerp van zijn eerste werk, eind jaren tachtig. De horror van de holocaust is onzichtbaar, je ziet een op het eerste gezicht normaal huiskamerinterieur in uitgeveegde kleuren. Pas na een tijd drinrg de onrust binnen: dit is de kamer van een nazi-kampcommandant en de lamp naast de sofa is gemaakt van mensenhuid. Wat kan een schilderij nog betekenen te midden van de flitsende beeldenstroom van de videocultuur, die alles tot banale pulp reduceert? Tuymans heeft er lang over getobd. Zelf bezigt hij dolgraag stijlkenmerken van de vijand zoals cadrage, uitsnede en blow up. Maar zo legt hij net de beeldenjacht stil, schept vervreemding in een eindeloos trage slow motion.
“Als je uit de bioscoop komt, vormt zich in je geest één enkel beeld dat de hele film samenvat. Bij een schilderij gebeurt net het omgekeerde: je begint vanuit stilstand, probeert vanuit één beeld een veelheid van beelden op te wekken.”
Kijk naar Pillows. Wat je ziet is een omgewoeld bed. Pas achteraf, als je de blik hebt afgewend, krioelen de lichamen op de lakens. “Mijn doeken zijn als stilte voor de storm”, zegt Tuymans. “Stilte na de storm'', spreek ik hem, verwijzend naar zijn concentratiekampwerken tegen.
“Nee, nee”, zegt hij nadrukkelijk. “Voor de storm. In die zin dat de beelden pas in je herinnering echt loskomen.” Zielenknijpers zullen in Tuymans' afstandelijke doeken vooral zeer tijdsgebonden claustrofobie en beroeringsangst onderkennen. Daar heeft de schilder zelf geen moeite mee, zcgt hij: “Allicht ben ik ook zo. Gevoelsarm en cerebraal, iemand die alleen in monologen praat. Ik zal als kind wel niet genoeg geknuffeld zijn, zeker. Maar geldt dat niet voor de meeste kunstenaars. We zijn allemaal retarded children.”
Laat internationaal succes dan maar een troost zijn. Luc Tuymans kennen ze intussen in alle grote kunstpaleizen van de wereld. Een heuse blitzcarriere. Wat grootsprakerig deelt hij mee dat hij onlangs nummer 45 stond in de tophonderd van levende kunstenaars van het Duitse beleggingsblad Kapital: “En nog altijd preiswert, schreven ze.”
Tuymans' grote doorbraak begon toen Jan Hoet hem in 1997 voor Documenta IX in Kassel selecteerde. Nadien stonden alle grote Amerikaanse galeriehouders bij hem op de stoep. Was hij op hun voorstellen ingegaan, zegt hij dan was hij nu al miljonair. Maar hij wilde niet voortijdig opbranden, zelf zijn carriere in handen houden. Waar ook ter wereld Tuymans exposeert, hij doet de opstelling zelf. Hij onderhandelt, plant, vecht keihard voor de plaats aan de absolute top die hij zichzelf heeft toebedacht: “Over zes jaar wil ik mijn schilderijen in alle grote collecties van de wereld.”
Die strijd slokt veel energie op, zoveel dat hij soms met moeite nog aan schilderen toekomt, geeft hij toe. ”De druk in de kunstwereld is enorm. Soms heb ik er mijn buik van vol. Je moet je, net als een sportman, in een heel korte tijd waarmaken. Langer dan twintig jaar houdt niemand dat leven vol.”
Uiterlijk met vijftig wil hij er dan ook definitief een punt achter zetten. dan moet hij financieel binnen zijn. ”En dan doe ik alleen nog één grote tentoonstelling met mijn tachtig beste schilderijen. Je weet wel zo'n carriere-overzicht waarin het ene sterke werk het andere doodslaat, zoals in een slechte film. En na afloop kruip ik in mijn schulp, om nog dieper en preciezer voort te werken. Maar zonder dat iemand zich daar nog mee bemoeit. Ik weet nog niet wat het wordt. Dat kan schilderen, maar net zo goed film zijn.”
De vooravond van 1 mei, Feest van de Arbeid: in de Breidelstraat heerst een geanimeerde drukte. In het donker valt de kunstruimte pas goed op: een verlicht aquarium zonder vissen, lijkt het wel. Voorbijgangers houden halt, drukken hun neus plat tegen het uitstalraam.
Wat daar binnen aan de muren hangt, wil een oude man weten. “Ogen van moordenaars? Alsof we die de laatste tijd nog niet genoeg hebben gezien, meneer. Er is niet genoeg plaats om die allemaal op te hangen.”
Twee snotneuzen in skeeler-outfit weten zeker dat hier straks een trendy nieuw café opengaat. “Kijk, het stana daar toch: Ons Geluk.” Van Tuymans en zelfs Devos hebben ze nog nooit gehoord.
Een flink beschonken man met snorretje staart binnensmonds vloekend naar Pillows, het enige werk binnen dat goed zichtbaar is: “lk zie verdomme niet wat het is.”
De uitleg dat het om porno zonder seks gaat, is duidelijk niet aan hem besteed. “lk doe mijn porno nog altijd liefst met echte wijven”, zegt hij, waarna hij in het cabaret aan de overkant van de straat verdwijnt.

Luc Tuymans en Danny Devos, Ons Geluk. Breidelstraat 5, Antwerpen. telefoon: 03/233.58.52.




Related solo exhibitions: Ons Geluk
2469